Doel van het akkoord van Parijs
In het akkoord van Parijs hebben 196 landen in 2015 afgesproken om de mondiale temperatuurstijging ruim binnen de 2 graden of liever binnen de 1.5 graden te houden ten opzichte van de temperatuur van voor de industriële revolutie (1750-1850). Om dit doel te bereiken moet de uitstoot van broeikasgassen ingeperkt worden, en zelfs naar nul gaan. Sinds het akkoord van Parijs in werking is getreden, is de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen echter onverminderd doorgegaan en zelfs gestegen. De wereldwijde gemiddelde temperatuur is op dit moment (oktober 2022) al met 1.22°C gestegen [1]. Als deze trend doorgaat zoals gemiddeld over de afgelopen 30 jaar bereiken we de 1.5°C stijging in het jaar 2034. De snelheid waarmee de temperatuur stijgt neemt ook toe, en daarmee het punt waarop we verwachten de 1.5°C grens te bereiken. Toen het akkoord van Parijs werd gesloten in 2015, was de verwachting nog dat we op 1.5°C zouden uitkomen in het jaar 2045.
Koolstofbudget
De resterende hoeveelheid broeikasgassen die nog kan worden uitgestoten om binnen de 1.5°C te blijven, wordt het koolstofbudget genoemd. Stel je dit koolstofbudget voor als een emmer gevuld met koolstof. Als je heel deze emmer aan de atmosfeer zoals deze was in 1870 zou toevoegen, dan zou je op een totale stijging van 1.5°C uitkomen. De uitstoot van alle landen wordt van het resterende budget afgetrokken. In het jaar 2020 was er nog maar 8% van het koolstofbudget voor 1.5°C over (zie figuur 1). Met name de Verenigde Staten, Europa, China en Rusland hebben in het verleden al het grootste deel van het koolstofbudget opgebruikt. Als landen doorgaan met de uitstoot in hetzelfde tempo, is het koolstofbudget in minder dan 10 jaar vanaf nu opgebruikt, en zal de temperatuur dus meer stijgen dan 1.5°C. Het is daarom van belang dat landen de uitstoot zo snel mogelijk naar nul brengen.

Figuur 1: Het koolstofbudget om de mondiale temperatuurstijging binnen de 1.5°C te houden was in het jaar 2020 al voor 92% opgebruikt [2]. Concept by Rob Jackson, Stanford University, with input from Alistair Scrutton, Future Earth. Animation by Jerker Lokrantz/Azote.