Zeespiegelstijging in de Waddenzee
Hoeveel de zeespiegel gaat stijgen ten opzichte van de bodem is onder andere afhankelijk van de aanvoer en afzetting van zand en slib (sediment). Als deze aanvoer de bodem kan aanvullen en zeespiegelstijging kan bijhouden, zal er niet veel veranderen aan de oppervlakte van wadplaten. In hoeverre sedimenttransport de zeespiegelstijging kan bijhouden en daarmee verlies van wadplaten tegen kan gaan is lastig te voorspellen en hangt af van de verschillende klimaatscenario’s [3], [4]. Volgens de voorspellingen van Wang et al. [3] zullen we in het mildste voorspelde scenario ongeveer 15% van de wadplaten verloren hebben in 2100 (zie Figuur 1: RCP 2.6, lichtblauwe lijn). Voor het slechtste scenario kan dit tot wel 90% zijn (zie Figuur 1: RCP 8.5, rode lijn). De aanvoer en afzetting van sediment spelen een grote rol in de voorspelling van toekomstige waterdiepte [3]. Als er niet genoeg zandaanvoer is, kunnen de wadplaten niet meegroeien met het tempo van zeespiegelstijging. Op de plaatsen die hierdoor blijvend onder water komen te staan, zal vooral slib zich verzamelen en waarschijnlijk ook afzetten [5]. Niet alleen het verdwijnen van wadplaten zal de leefbaarheid van dieren in de Waddenzee beïnvloeden, maar dus ook het eventuele veranderen van de bodemsamenstelling van de wadplaten.

Figuur 1. Links: Verschillende IPCC scenario’s met zeespiegelstijging tot 2100. Mild Scenario: RCP2.6, lichtblauwe lijn inclusief foutmarge. Gemiddeld scenario: RCP4.5, donkerblauwe lijn inclusief foutmarge. Slechtste scenario: RCP8.5, rode lijn inclusief foutmarge. Rechts: Percentage intergetijdengebied dat verloren zal gaan tot 2100 met betrekking tot deze scenario’s. Lichtblauwe lijn toont het minimale verloren gebied (15%) en de rode lijn het maximale verloren gebied (90%). Aangepast van Wang et al. 2018 [3].
Dieren in de Waddenzee
Bodemdieren
Laten we beginnen met het effect van zeespiegelstijging op de diertjes die we het minste zien: de bodemdieren. Deze ongewervelde dieren, zoals onder andere garnalen, schelpdieren, wadslakjes en wormen, leven op of in de bodem van de Waddenzee. Naast de niet-dierlijke wezens zoals planten en bacteriën, vormen zij de basis van het voedselweb in de Waddenzee. Iedere soort heeft een voorkeur voor bepaalde leefomstandigheden die afhangen van de bodemsamenstelling, de grootte van de zandkorrels in de bodem, de temperatuur, het zuurstof- en zoutgehalte, en de droogvalduur van de wadplaat waar zij in of op leven [6]. Deze kleine bodemdieren hebben te maken met extreme schommelingen in hun leefgebied en kunnen zich relatief gemakkelijk aanpassen. Maar ook voor hen zijn er grenzen. Hierdoor voorspellen we dat de verspreiding en dichtheden van bodemdieren ook zal veranderen. Zeespiegelstijging zal de droogvalduur van bepaalde wadplaten verminderen en in sommige gevallen de bodemsamenstelling van bepaalde gebieden veranderen [3], [4], [5]. Voor bodemdieren die afhankelijk zijn van droogvallende wadplaten zal er minder leefgebied beschikbaar zijn. Hoe de toekomst er voor bodemdieren precies uit gaat zien wanneer de bodemsamenstelling verandert, weten we nog niet en daar zal meer onderzoek naar gedaan moeten worden. Wel weten we dat deze veranderingen ook effect zullen hebben op de vogels in de Waddenzee, want de meeste steltlopers vinden hun voedsel in of op de bodem en hebben ieder een specifieke voorkeur voor een aantal bodemdiersoorten.
Vogels
De Waddenzee is een enorm belangrijk leefgebied voor vogels. Ieder jaar zijn er miljoenen vogels die gebruik maken van de Waddenzee als overwinteringsgebied, broedgebied, of als tussenstop om bij te tanken tijdens de lange trekvluchten [1], [7]. De Waddenzee kan hen genoeg voedsel en veiligheid bieden en is een onmisbare schakel in de Oost Atlantische trekroute (Figuur 2). Deze wordt gebruikt door vogels die uit Arctische broedgebieden in Siberië, Scandinavië, Groenland, of Canada komen en overwinteren in het warmere West-Afrika.

Figuur 2. De Oost Atlantische trekroutes die ieder jaar wordt gebruikt door miljoenen vogels. De vogels broeden in Arctische gebieden en vliegen naar West en Zuidelijk Afrika om te overwinteren. Onderweg maken ze gebruik van verschillende tussenstops, waaronder de Waddenzee (CWSS, 2019). [8].
Veel wadvogels zijn volledig afhankelijk van het veranderlijke getijdesysteem van de Waddenzee. Tijdens hoogwater rusten de vogels op hoger gelegen plaatsen en tijdens laagwater zijn ze op zoek naar eten op de drooggevallen wadplaten. Ze zoeken bodemdiertjes zoals wormen, schelpen, of schaaldieren. Waar hun prooidieren (de bodemdieren) zich bevinden wordt bijvoorbeeld bepaald door de bodemsamenstelling en de droogvalduur en is bepalend voor de voedsellocaties van de wadvogels. Wanneer er dus veranderingen komen in de verspreiding en dichtheden van de bodemdieren, zullen deze veranderingen effect hebben op de vogels. Naast dat hun voedselaanbod kan veranderen als gevolg van zeespiegelstijging, hebben wadvogels ook nog te maken met verdwijnende leefgebieden. Wanneer hun leefgebied kleiner wordt, zal dit betekenen dat ze ook hoger gelegen gebieden dicht langs de kust zullen moeten opzoeken om te rusten tijdens hoogwater. Of ze ook echt die rust kunnen vinden in de gebieden waar de mens actief is, is twijfelachtig.
Zeehonden
Behalve bodemdieren en vogels, leven er naar schatting ook nog ongeveer 35.000 zeehonden (waarvan zo’n 9.000 grijze zeehonden [9] en 24.000 gewone zeehonden [10]) in de gehele internationale Waddenzee. Grijze zeehonden zijn de grootste roofdieren van Nederland en net als de gewone zeehond eten zij vooral vis [11]. Zeehonden zijn afhankelijk van land om op te rusten, te paren en baren, en hun pups te voeden. Zij zijn op land erg kwetsbaar voor verstoring en dit kan ervoor zorgen dat zij worden gedwongen terug het water in te gaan [12]. Pups die volledig afhankelijk zijn van moedermelk moeten na verstoring soms een hele poos wachten, totdat hun moeder weer aan land gaat. Door zeespiegelstijging zal er minder oppervlakte beschikbaar zijn om op te rusten, zullen zeehonden vaker worden verstoord en zal het aantal zeehonden in de Waddenzee waarschijnlijk afnemen.

Onderzoekers van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek (NIOZ) zenderen ieder jaar honderden vogels, zo ook deze kanoet. Hiermee krijgen zij waardevolle data over de leefgebieden in de Waddenzee die verschillende vogelsoorten gebruiken. Deze informatie kan gebruikt worden om voorspellingen te doen over wat er met het leefgebied van de vogels zal gebeuren in de toekomst. Afbeelding door Benjamin Gnep.
Complexe relaties om te onderzoeken
Binnen een gezond ecosysteem zijn alle “bewoners” in balans met elkaar. Door de stijgende zeespiegel zal de huidige balans verstoord raken en er een nieuw evenwicht ontstaan tussen de dieren en hun omgeving. Als het oppervlakte wadplaten af zal nemen, betekent dit bijvoorbeeld dat de draagkracht voor het aantal vogels van het Waddenecosysteem zal afnemen. Het is ingewikkeld om te onderzoeken hoe dit precies zal gaan in de toekomst, omdat alles met elkaar verbonden is. Wat er zal gebeuren met de bodemsamenstelling van de Waddenzee bij zeespiegelstijging heeft weer effect op de bodemdieren en dat heeft weer een effect op de vogels. In het verleden hebben we gezien dat vogels hun dieet kunnen aanpassen [13], [14], maar ook hier zitten beperkingen aan die vooral te maken hebben met de kenmerken van de vogel. Een kanoet die een snavellengte heeft van ongeveer 4 cm, kan geen prooidieren eten die diep in de bodem begraven zitten. Zelfs al zouden we deze effecten nauwkeurig kunnen voorspellen, kunnen we niet precies voorspellen hoe de vogels zich kunnen aanpassen en hoe ze zich zullen verplaatsen binnen de Waddenzee. Wat we wel weten is dat we zuinig moeten zijn op de Waddenzee. De vogels kunnen niet zomaar “verhuizen” naar een ander gebied gelijk aan de Waddenzee, omdat dit simpelweg niet bestaat.