Nederland is een laaggelegen delta [1]. Op dit moment ligt zo’n 26% onder het gemiddelde zeeniveau en bijna 60% is kwetsbaar voor grote overstromingen vanuit de kust en de rivieren. Waterbeheer is daarom cruciaal voor het leefbaar houden van de delta. Al eeuwenlang hebben Nederlanders zich aangepast aan veranderende omstandigheden als gevolg van een stijgende zeespiegel, bodemdaling, verandering in rivierafvoeren, maar ook veranderingen in landgebruik. Dat heeft hen veel rijkdom gebracht en daardoor kon men verder investeren in het verbeteren van het waterbeheer [3]. Uiteindelijk is een vernuftig waterbeheersysteem ontstaan van o.a. dijken, keringen, sloten, kanalen, en pompen (zie bijvoorbeeld deze tijdslijn over waterbeheer [4]). Omdat de gevolgen van een eventuele overstroming heel groot kunnen zijn, heeft Nederland een heel hoog beschermingsniveau. Waar andere landen een kans van 1 in de 10 tot 100 jaar hanteren als maximaal toelaatbare kans op een overstroming, heeft Nederland gekozen voor een basisbeschermingsniveau waarbij het risico op overlijden van elk individu door een overstroming maximaal 1:100.000 jaar is.
Het ontwateren van de drassige gebieden maakte het veenweidegebied bewoonbaar en geschikt voor landbouw. Bodemdaling is echter de keerzijde daarvan. Dit is het gevolg van oxidatie van veen dat leidt tot een hogere CO2 uitstoot. Bodemdaling kan leiden tot verzakking van huizen en nattere omstandigheden. Daarmee zijn we in een vicieuze cirkel terechtgekomen: naarmate de bodem verder daalt, moet ook de grondwaterstand weer lager worden om schade aan huizen en landbouw te voorkomen, waardoor de bodem weer verder oxideert en er meer CO2-uitstoot [5] is, etc. In het veenweidegebied betekent dit nu al dat er keuzes gemaakt moeten worden tussen: óf droge voeten gepaard met een voortgaande bodemdaling en CO2 uitstoot en mogelijke verzakking van huizen, óf bodemdaling sterk beperken middels vernatting en daardoor mogelijk natschade aan huizen en landbouw, óf bodemdaling beperken en ophogen van het land en de daarop staande huizen. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur pleitte recent voor het afstappen van het pad van voortgaande peilverlaging in veenweidegebieden [6].
Om laag Nederland bij dalende bodem en een stijgende zeespiegel droog te houden moeten we steeds meer ontwateren en pompen. Technisch is dat nog lang mogelijk, maar het wordt wel steeds kostbaarder en er zijn belangrijke maatschappelijke consequenties, zoals het verzakken van huizen en effecten op natuur.
In het verleden was het waterbeheer vaak reactief, bijvoorbeeld pas na een overstroming werden dijken opgehoogd, maar sinds eind vorige eeuw is men steeds meer gaan anticiperen op wat er in de toekomst kan gebeuren, om zo het waterbeheer tijdig voor te bereiden [7]. Om Nederlands waterbeheer verder voor te bereiden op klimaatverandering en socio-economische ontwikkelingen is het Deltaprogramma [2] in het leven geroepen. In 2015 is daartoe een adaptief plan gepubliceerd. Het huidige plan gaat uit van zeespiegelstijging tot maximaal 1 meter in 2100. Ook dan loopt het waterbeheer tegen een aantal belangrijke beslispunten aan, omdat de keringen steeds vaker dicht gaan, de zoetwaterbeschikbaarheid afneemt terwijl de vraag juist toeneemt, en we meer en steeds vaker water moeten gaan pompen naar zee (zie bijvoorbeeld onderstaand figuur [8]). Bij het ontwerp van de deltawerken is rekening gehouden met een zeespiegelstijging van zo’n 0.40 meter en de beoogde levensduur was 200 jaar. Door nieuwe inzichten in de zeespiegelstijging is duidelijk dat de levensduur mogelijk veel korter wordt [8].