Oceanen en de recente klimaatopwarming
Door de toename in broeikasgassen in de atmosfeer, door menselijke uitstoot van met name koolstofdioxide (CO₂) en methaan (CH₄), wordt er extra warmte vastgehouden in het klimaatsysteem. Dat deze opwarming nog redelijk beperkt is gebleven (gemiddeld 1,1 graden Celsius sinds 1850) hebben we te danken aan de oceanen. Meer dan 90% van alle extra warmte die veroorzaakt is door menselijke broeikasuitstoot, is de oceanen ingegaan. Hier zien we dus weer de rol van de oceanen, die ervoor zorgen dat de aarde een soort ‘mondiaal zeeklimaat’ heeft: ook bij klimaatverandering dempen de oceanen de opwarming van de atmosfeer.
Behalve warmte hebben de oceanen ook ruim 25% van de menselijk uitstoot aan CO₂ opgenomen. Het merendeel van deze CO₂-opname wordt veroorzaakt door fotosynthese door fytoplankton, op dezelfde manier als planten en bomen CO₂ omzetten in zuurstof en hierbij koolstof opslaan. Daarnaast lost ook een deel van het CO₂ direct op in de oceanen, wat tot verzuring leidt: het zeewater verandert iets meer in sodawater. Dit heeft weer een reeks gevolgen voor zeedieren. Omdat CO₂ alleen als broeikasgas werkt wanneer het in de atmosfeer hangt, heeft de opname van CO₂ in de oceanen de totale klimaatopwarming dus beperkt.
Een van de meest besproken gevolgen van klimaatverandering, met name voor Nederland, is zeespiegelstijging. Oceaanopwarming draagt hier sterk aan bij. Net zoals een treinrail in de zomer kan buigen als die te warm wordt, heeft ook zeewater meer ruimte nodig wanneer het opwarmt. Mede hierdoor stijgt de zeespiegel. Deze uitzetting van het zeewater heeft ongeveer 40% van de zeespiegelstijging gedurende de afgelopen eeuw veroorzaakt.
De opwarming van het aardoppervlak is niet gelijk verdeeld. De sterkste verandering zien we in het noordelijk poolgebied, waar de opwarming meer dan twee keer zo groot is als het mondiaal gemiddelde. Doordat de oceaan opgewarmd is kan die moeilijker bevriezen in de winter, en makkelijker smelten in de zomer. Hierdoor neemt het oppervlak van Arctisch zeeijs in de zomer elke 10 jaar met 13% af. Dit zorgt ervoor dat het minder zonlicht kan weerkaatsen, wat de opwarming weer versterkt. Ook een toename van warmtetransport door waterdamp (verdampt oceaanwater) en door zeestromen naar het poolgebied draagt bij aan de versterkte opwarming in het verre noorden.