Het Klimaatakkoord van Parijs gaat uit van zogenoemde "common but differentiated responsibilities", oftewel gedeelde maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden [artikel 2 lid 2 van het klimaatakkoord van Parijs]. Dat betekent dat alle landen een verplichting hebben om hun broeikasgasuitstoot terug te dringen, maar dat er wel per land verschilt hoe groot die verplichting is. Landen die in het verleden meer broeikasgassen hebben uitgestoten en momenteel draagkrachtiger zijn, worden geacht om meer maatregelen te treffen dan arme landen die historisch gezien een relatief kleine klimaatimpact hebben. Daarom moeten ontwikkelde landen sneller klimaatneutraal worden dan arme landen. De ‘common but differentiated’ benadering is gebaseerd op het VN-klimaatverdrag, ‘United Nations Framework Convention on Climate Change’, artikel 3 lid 1. Ontwikkelingslanden kunnen bovendien aanspraak maken op internationale (economische en technische) ondersteuning voor het treffen van klimaatmaatregelen [Artikel 9 van het klimaatakkoord].
Van rijke landen zoals Nederland wordt dus meer verwacht dan van arme landen. Het Klimaatakkoord kent echter alleen collectieve doelen; het bevat geen specifieke verplichtingen voor individuele landen. Landen moeten zelf doelen stellen in lijn met de algemene verplichtingen uit het klimaatakkoord (zogenaamde "nationally determined contributions", of kortweg "NDCs") [artikel 3 lid 1 van het klimaatakkoord]. Op dit moment is de optelsom van alle nationale toezeggingen nog ruim onvoldoende om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graden Celsius [UNEP Emissions Gap Report].