Politieke wil om de energietransitie te realiseren
Om te beginnen moet de wil om de energietransitie tot stand te brengen bestaan. In zowel kabinet Rutte III als IV hebben de coalitiepartijen een ambitieus klimaatbeleid gepresenteerd.[1] In december 2021 is ervoor gekozen om aan te sluiten bij de Europese emissiereductie doelstelling voor 2030,[2] namelijk 55%, waarvoor Rutte III gelobbyd heeft. Deze reductie zet verder door naar 70% in 2035 en 80% in 2040.
De Nederlandse doelstellingen zijn in de Klimaatwet vastgelegd, welke per 1 september 2019 in werking is getreden.[3] Deze Klimaatwet zal in de komende jaren worden geüpdatet naar de nieuwe doelstelling van 55% in plaats van de huidige 49%. Daarnaast werden in een publiek-private overeenkomst, het Klimaatakkoord, tussen industrie, NGO’s, maatschappelijke organisaties en overheden afspraken gemaakt om deze doelen te behalen. Het Energieakkoord van 2013 diende hiertoe als voorbeeld.[4] Het regeerakkoord van 2017 gaf daarbij al een aantal mogelijke oplossingen aan: ondergrondse opslag van CO₂ , verhogen van het aandeel hernieuwbare energie en het verminderen van de consumptie van aardgas door de gebouwde omgeving op warmtebronnen aan te sluiten.
In juni 2019 werd na ruim een jaar onderhandelen het Klimaatakkoord gepresenteerd.[5] In vijf hoofdstukken werden tientallen, zo niet honderden, maatregelen voorgesteld om de doelstelling te behalen: industrie, landbouw en landgebruik, gebouwde omgeving, hernieuwbare energieopwekking en mobiliteit. Om een aantal grootschalige maatregelen als voorbeeld te noemen: tot 2030 moeten 1,5 miljoen huizen verduurzaamd worden (besparing van 3,4 Mton), er mag tot 7 Mton subsidie worden verkregen uit de SDE++ subsidie voor ondergrondse opslag van CO₂ op zee en tot 2030 wordt het aandeel hernieuwbare energie verhoogd tot 84 Terawattuur, waarvan in elk geval 11 Gigawatt wind op zee en 35 Terawattuur zon en wind op land zal worden gerealiseerd. Deze doelstelling is inmiddels bijna verdubbeld; rond 2030 zal circa 21 GW wind op zee gerealiseerd moeten zijn.[6]
Het nieuwe coalitieakkoord van 2021 geeft in aanvulling daarbij aan welke extra emissiereductie geldt per sector in verband met de opgehoogde doelstelling per 2030. Het Klimaatakkoord voorzag al met voorgestelde maatregelen om aan een hogere doelstelling te kunnen voldoen, maar of dat ook kan worden gerealiseerd zal moeten worden bezien. Daarnaast kiest Rutte IV ook expliciet voor ambitie om twee kerncentrales te realiseren, waarvoor ook overheidsbudget is gereserveerd. Rutte IV introduceert daarnaast een klimaat- en transitiefonds van €35 miljard voor de komende 10 jaar om energie-infrastructuur aan te leggen, groene industriepolitiek te verwezenlijk en de mobiliteit en gebouwde omgeving te verduurzamen.