Het aandeel van de industrie is in Nederland relatief hoog. Dat komt doordat we nogal veel zware chemische industrie hebben. In de industrie wordt energie gebruikt voor een grote diversiteit aan processen. Veel brandstof wordt gebruikt voor verwarming tot vaak hoge temperaturen, bijvoorbeeld om chemische reacties te laten plaatsvinden, om te drogen, etc. Elektriciteit wordt vooral gebruikt om allerlei machines aan te drijven, bijvoorbeeld pompen en compressoren. Maar in de industrie worden brandstoffen niet alleen gebruikt voor deze puur energetische toepassingen, maar ook voor zogenoemde non-energetische toepassingen: olieproducten worden bijvoorbeeld gebruikt om grondstoffen voor plastics te maken, en aardgas wordt gebruikt om ammoniak van te maken.
Het aandeel transport is in Nederland juist relatief laag vergeleken met veel andere landen. De meeste energie gaat naar het wegtransport (personenauto’s en vrachtverkeer).
In woningen is verwarming van ruimtes de belangrijkste verbruikspost. Daarnaast speelt warmwater een belangrijke rol. Elektriciteit gaat naar een grote diversiteit aan apparaten. In de dienstensector is verwarming ook van belang, maar daarnaast spelen verlichting, ICT en airconditioning een belangrijke rol.
Het aandeel van de landbouw is relatief bescheiden maar toch veel hoger dan in de meeste andere landen. Dat heeft vooral te maken met de sterk aanwezige kastuinbouw in Nederland. In die sector wordt de energie gebruikt voor verwarming van de kassen en voor verlichting om de groei van het gewas te stimuleren.
Alles wat hiervoor genoemd werd is het energiegebruik binnen Nederland. Uitgesloten hiervan is het internationale transport: vliegtuigen en zeeschepen. Nederland fungeert als een soort tankstation voor zeeschepen: daar gaat nog eens 500 PJ naar toe. Naar de internationale luchtvaart gaat 166 PJ. Deze bedragen komen dus nog bovenop de eerder genoemde 3012 PJ.