Waarom gebruiken we nog kunstmest, terwijl we in Nederland een mestoverschot hebben?

Dierlijke mest bevat onder andere de voedingsstoffen stikstof en fosfaat. Beide meststoffen zijn onmisbaar voor de teelt van gewassen. Naast de hoeveelheid van de verschillende voedingsstoffen is ook de verhouding van de voedingsstoffen belangrijk. Een te hoge, of onevenwichtige bemesting leidt tot verliezen naar het milieu. Om grond- en oppervlaktewater te beschermen is in de wet vastgelegd hoeveel stikstof en fosfaat er bemest mag worden. Voor stikstof wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen dierlijke mest en kunstmest. Er mag een maximale bemesting in de vorm van dierlijke mest worden gegeven. Dit is een goede basis om gewassen te voorzien van gewassen van verschillende voedingsstoffen. De voedingsstoffen uit dierlijke mest komen langzaam vrij. Het tijdstip en hoeveelheid sluit niet helemaal aan bij de behoefte van een groeiend gewas. Een deel komt in het najaar beschikbaar en spoelt dan uit naar het grondwater. Daarbovenop mag daarom bemest worden met kunstmest. Extra stikstofop het moment dat het gewas het nodig heeft bevordert de gewasproductie. Stikstofkunstmest wordt sneller en efficiënter opgenomen door gewassen ten opzichte van dierlijke mest. Dit geeft de mogelijkheid om gewassen gericht extra te bemesten waardoor minder verliezen plaatsvinden. Fosfaat wordt daarentegen nauwelijks in de vorm van kunstmest gebruikt. De bemesting met dierlijke mest geeft al voldoende fosfaat. We gebruiken dus kunstmest om gedurende het groeiseizoen gericht de gewasproductie te stimuleren waarbij de verliezen naar het milieu worden geminimaliseerd.

#veeteelt #landbouw #mestoverschot #kunstmest #bemesting

Gebruiksnormen voor bemesting

Dierlijke mest bevat meststoffen voor gewassen waaronder stikstof (N) en fosfaat (P). Beiden zijn onmisbaar voor de teelt van gewassen. Bij een te hoge, of onevenwichtige bemesting kunnen meststoffen echter uitspoelen naar grond- en oppervlaktewater. In de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw werd veel meer dierlijke mest op landbouwgrond uitgereden dan nodig was voor de gewasgroei wat heeft geleid tot verliezen van meststoffen naar het milieu. Om deze verliezen te verminderen, zijn er regels opgesteld over de hoeveelheden stikstof en fosfaat die bemest mogen worden.

Uitspoeling van stikstof en fosfaat

Meststoffen kunnen via verschillende routes uitspoelen naar het watersysteem of via gasvorming in de lucht terechtkomen. Gewassen nemen niet alle stikstof op dat via meststoffen wordt gegeven. Na de oogst van de gewassen blijven meststoffen achter in de bodem. Stikstof blijft achter in de vorm van nitraat (NO3). Deze stikstofvorm bindt zich niet aan de bodem en spoelt daarom in de winter uit naar het grondwater. Vooral op akkerbouwgronden kan op deze manier veel stikstof verloren gaan. Op grasland is de stikstofuitspoeling lager omdat gras relatief veel stikstof opneemt en daarnaast het hele jaar door stikstof op blijft nemen.

Fosfaat bindt zich sterk aan bodemdeeltjes waardoor de uitspoeling minder is dan bij stikstof. Toch zijn er gebieden waar normen voor fosfaat in oppervlaktewater worden overschreden. Dit is echter maar voor een deel te relateren aan de huidige bemesting. Bij fosfaat speelt oppervlakkige afspoeling vanuit landbouwgronden een belangrijke rol. Wanneer over een lange periode meer fosfaat is gegeven dan door het gewas wordt opgenomen dan blijft dit extra fosfaat plakken aan gronddeeltjes in de bodem. Bij een harde regenbui spoelen fosfaatrijke gronddeeltjes over het maaiveld naar aangrenzende sloten of beekjes.

Aanwending van een kunstmestvervanger uit dierlijke mest. Groot Zevert Vergisting, Beltrum.

Figuur 1. Gebruik van een kunstmestvervanger uit dierlijke mest (Groot Zevert Vergisting, Beltrum).

Stikstof: kunstmest versus dierlijke mest

Stikstof komt in verschillende vormen voor. In kunstmest is stikstof aanwezig als nitraat (NO3) en/of ammonium (NH4). Dit zijn minerale meststoffen. Gewassen kunnen deze stikstofvormen makkelijk opnemen. Dit geeft de mogelijkheid om gewassen gericht te bemesten op het moment en in de hoeveelheid die een gewas nodig heeft. Dierlijke mest bevat naast minerale stikstof ook organisch gebonden stikstof. Organische stikstof kan niet direct als voedingsstof worden opgenomen door planten. Het moet eerst door bacteriën in de bodem afgebroken worden tot mineraal stikstof. Dit proces wordt mineralisatie genoemd en is afhankelijk van het vochtgehalte en de temperatuur van de bodem. Hierdoor is de beschikbaarheid van stikstof voor gewassen minder goed te sturen bij het gebruik van dierlijke mest. De kans op uitspoeling van stikstof naar het grondwater is daardoor hoger dan bij gebruik van kunstmest.

Dierlijke mest geeft daarnaast hogere verliezen van stikstof naar de lucht in de vorm van ammoniak. Deze gasvormige stikstof kan elders op natuurgebieden neerslaan en daar een negatief effect hebben op de natuur. Wanneer in de media gesproken wordt over de ‘stikstofcrisis’, dan gaat het om stikstof die via de atmosfeer op natuurgebieden komt. Bij het gebruik van kunstmest is de emissie van stikstof naar de lucht gemiddeld genomen lager ten opzichte van dierlijke mest.

Het mestoverschot neemt de komende jaren nog verder toe

Dierlijke mest is de beste basis voor de bemesting van gewassen omdat het alle belangrijke voedingsstoffen bevat die een plant nodig heeft. Het bevat ook organische stof dat belangrijk is om de bodemkwaliteit op peil te houden. Dierlijke mest bevat zowel fosfaat als stikstof, maar niet in de juiste verhoudingen. Het levert voldoende fosfaat maar te weinig stikstof gelet op de behoefte van landbouwgewassen. De voedingsstoffen uit dierlijke mest komen langzaam vrij. Het tijdstip en hoeveelheid waarop stikstof vrijkomt sluit niet helemaal aan bij de behoefte van een groeiend gewas. Een deel komt in het najaar beschikbaar en spoelt dan uit naar het grondwater. Aanvullend op de basisbemesting met dierlijke mest wordt daarom extra stikstofkunstmest gegeven. Kunstmest is verkrijgbaar in korreltjes die eenvoudig over het land verspreid kunnen worden. Dit maakt het mogelijk om tijdens de groei van de gewassen nog extra kunstmest uit te strooien wanneer het gewas daar behoefte aan heeft. Met dierlijke mest is dit niet mogelijk omdat mest in de bodem geïnjecteerd moet worden om ammoniakemissies te beperken.

Voor stikstof is het verschil tussen kunstmest en dierlijke mest in de wet vastgelegd. Het gebruik van dierlijke mest is begrenst op 170 kg stikstof per hectare. Deze wet dient om uitspoeling van stikstof (nitraat) naar het grondwater te voorkomen en is vastgesteld door de Europese Commissie. Omdat gewassen meer stikstof nodig hebben, mag er aanvullend bemest worden met stikstofkunstmest. Voor fosfaat geldt dat de basisbemesting met dierlijke mest al voldoende fosfaat levert. Er wordt nauwelijks fosfaatkunstmest gebruikt in de Nederlandse landbouw (1).

Nederland heeft hierover afspraken gemaakt met de Europese Commissie. Dit betekent dat er minder dierlijke mest gebruikt mag worden en het overschot aan mest toeneemt. Het is de verwachting dat dit uiteindelijk ook zal leiden tot een krimp van de veestapel.

Mestoverschot

Veel veehouders produceren op het eigen bedrijf meer dierlijke mest dan ze binnen de regels mogen gebruiken op hun eigen grond. Deze veehouders zullen het overschot aan mest moeten afvoeren. Voor een groot deel wordt deze mest alsnog binnen Nederland gebruikt voor de bemesting van akkerbouwgrond. In 2021 werd ongeveer 75% van alle dierlijke mest binnen de Nederlandse landbouw benut. De overige 25% werd verwerkt of geëxporteerd (2). Een voorbeeld hiervan is de vergisting van mest waarbij biogas, een alternatief voor aardgas, geproduceerd wordt. Na de vergisting kan de mest verwerkt worden tot hoogwaardige organische mestkorrels. Dergelijke organische meststoffen zijn erg in trek bij akkerbouwers in Frankrijk en zijn makkelijk te transporteren. Ook zijn er installaties waar mest wordt verwerkt tot minerale stikstofmeststoffen (kunstmestvervangers) of organische vezels voor gebruik in potgrond (3). Desondanks is de afvoer van mest voor veehouders een grote kostenpost. De mest moet over relatief lange afstanden getransporteerd worden naar een verwerkingsbedrijf of naar een akkerbouwgebied. Akkerbouwers nemen graag dierlijke mest af, maar door het overschot aan mest in de markt moet de veehouder hierop geld bijleggen.

Het mestoverschot neemt de komende jaren nog verder toe omdat Nederland de uitzonderingspositie (derogatie) heeft verloren waarmee op grasland meer mest van eigen runderen gebruikt mocht worden. De Europese Commissie heeft deze uitzonderingspositie in 2022 ingetrokken omdat Nederland nog niet voldoet aan de normen voor waterkwaliteit. De maatregel zal echter nauwelijks effect hebben op de waterkwaliteit onder andere omdat de nitraatuitspoeling op grasland reeds laag is (4). Het leidt er wel toe dat veehouders meer mest moeten laten verwerken.

Toekomstperspectief

De veestapel in Nederland is de laatste tien jaar ongeveer gelijk gebleven. Toch neemt het overschot aan mest nog verder toe doordat de bemestingsnormen steeds verder worden aangescherpt. In 2022 is besloten dat het gebruik van meststoffen, zowel dierlijke mest als kunstmest, verder omlaag moet omdat Nederland nog niet overal voldoet aan de doelstellingen voor de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit (5). Nederland heeft hierover afspraken gemaakt met de Europese Commissie. Dit betekent dat er minder dierlijke mest gebruikt mag worden en het overschot aan mest toeneemt. Het is de verwachting dat dit uiteindelijk ook zal leiden tot een krimp van de veestapel.

Hoe kwam dit artikel tot stand?

Deze vraag is beantwoord door: Inge Regelink

Reviewer: Debby van Rotterdam-Los
Redacteur: Annemieke Drost
Gepubliceerd op: 19 januari 2022
Wat vond je van dit antwoord? Geef ons je mening

[1] Compendium voor de leefomgeving. Stroomschema voor stikstof in de landbouw, 2020. https://www.clo.nl/indicatoren/nl0094-stroomschema-stikstof-en-fosfor

[2] (2) CBS StatLine – Landbouw – Dierlijke mest en mineralenbalans. https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/

[3] Regelink, I. C., Puffelen, J. L. van, Ehlert, P. A. I., & Schoumans, O. F. (2021). Evaluatie van verwerkingsinstallaties voor mest en co-vergiste mest. https://doi.org/10.18174/554452 (4) Velthof, G., 2022. Wat betekent ‘einde derogatie’ voor de Nederlandse landbouw en natuur? - WUR

[4] Website ‘Landelijk Meetnet Grondwaterkwaliteit’. RIVM. https://www.rivm.nl/landelijk-meetnet-grondwaterkwaliteit

©De tekst is beschikbaar onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieel-GelijkDelen 4.0 Internationaal, er kunnen aanvullende voorwaarden van toepassing zijn. Zie de gebruiksvoorwaarden voor meer informatie.