Als het Nederlandse budget voor klimaat in ontwikkelingslanden besteed wordt, resulteert dat dan in een hoger rendement?

Er is geen eenduidig of definitief antwoord op deze vraag, het is namelijk geen zaak van óf hier óf daar. Een belangrijk deel van onze Nederlandse consumptie belast het milieu in ontwikkelingslanden. Maatregelen om de negatieve gevolgen van deze consumptie aan te pakken zouden positieve sociaal-ecologische effecten kunnen hebben. Zulke maatregelen moeten dan wel gepaard gaan met verdergaande veranderingen in de toeleveringsketens. Bovendien moeten ook binnen Nederland de eigen bronnen van broeikasgassen en aantasting van het milieu verder terug gebracht worden.

#ecologische voetafdruk #klimaatbudget #consumptie

Nederland heeft een grote ecologische voetafdruk en een aanzienlijk deel daarvan valt in het buitenland. Hoewel maatregelen in ontwikkelingslanden goede resultaten zouden kunnen geven op economisch, sociaal en ecologisch vlak, kunnen positieve uitkomsten niet gegarandeerd worden. Ten eerste hebben veel overzeese klimaat- en duurzaamheidsmaatregelen die uitgaan van financiële overdrachten van ontwikkelde- naar ontwikkelingslanden maar twijfelachtige verbetering van sociale en ecologische omstandigheden opgeleverd. Ten tweede zullen maatregelen in ontwikkelingslanden onvoldoende zijn als ze niet worden aangevuld met veranderingen in beleid en praktijk in de ontwikkelde landen zelf. Ten derde blijft er binnen Nederland een omvangrijke uitstoot van broeikasgassen plaatsvinden, die ver uitstijgt boven wat duurzaam is.

pexels-elviss-railijs-bitāns-1527828.jpg

Afbeelding door Elviss Railijs Bitāns via Pexels

De Nederlandse ecologische voetafdruk (per hoofd van de bevolking) is groter dan zowel het gemiddelde voor de EU als het wereld gemiddelde. Een groot deel van deze voetafdruk valt in het buitenland en veroorzaakt daar sociale en ecologische belasting. Dit betekend dat Nederland, om aan de binnenlandse vraag te voldoen zwaar op productie in het buitenland leunt. De schadelijke gevolgen van deze productie, zoals verlies van biodiversiteit, verontreiniging met meststoffen en land- en watergebruik worden daarmee ook naar het buitenland verschoven. Een achtergrondsrapport, geschreven door het planbureau voor de leefomgeving (PBL) kwam tot de conclusie dat in de periode 1995-2010 de belasting van het Nederlandse milieu in toenemende mate naar andere landen is overgeheveld. Terwijl de binnenlandse ecologische voetafdruk afnam of gelijk bleef, nam het buitenlandse aandeel toe. (Lucas en Wilting 2018).

Er zijn verbanden beschreven tussen consumptie in Nederland en een toename van sociale risico's in ontwikkelingslanden, met gevolgen voor bijvoorbeeld sekse-ongelijkheid in de leer en kleding industrie (Xiao et al. 2017). Dit is zorgelijk, omdat het doorschuiven van sociale- en ecologische effecten naar ontwikkelingslanden binnenlandse verbeteringen van milieu en omgeving juist ondermijnt (Wiedmann en Lenzen 2018). Bovendien is het zo dat maatregelen in ontwikkelingslanden in principe wel grotere sociale en ecologische winsten zouden kunnen opleveren dan vergelijkbare bestedingen in Nederland, maar dat zulke effecten niet gegarandeerd kunnen worden. Veel op marktwerking gebaseerde duurzaamheids-maatregelen in ontwikkelingslanden schoten te kort in het behalen van de gestelde doelen (Lambin et al. 2018). Minstens zo belangrijk: maatregelen in het buitenland moeten ondersteund worden door ingrepen die binnenlandse bronnen van uitstoot en overmatige consumptie aanpakken.

Aanpak van de effecten van de Nederlandse ecologische voetafdruk in ontwikkelingslanden

Er zijn veel klimaat- en duurzaamheidsmaatregelen in ontwikkelingslanden waarbij gestreefd wordt naar het maximale effect voor een gegeven hoeveelheid investering. Nederland heeft een lange geschiedenis met dit soort initiatieven, onder andere door product-certificering (bijvoorbeeld via de Toetsingscommissie Inkoop Hout), Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), fair trade intitiatieven zoals het "Sustainable Trade Intitiative" en intitiatieven om de uitstoot van schadelijk stoffen te verminderen, bijvoorbeeld het REDD+ Business Initiative.

Of deze projecten inderdaad een hoog rendement hebben is onduidelijk. Bij mijn weten zijn er geen goed toegankelijke bronnen die overtuigend laten zien dat Nederlandse initiatieven in ontwikkelingslanden een hoger rendement opleveren dan vergelijkbare bestedingen in Nederland. Er is daarentegen ruim bewijs dat vergelijkbare initiatieven er in het algemeen onvoldoende in geslaagd zijn levensomstandigheden en milieu daadwerkelijk te verbeteren (Garrett et al. 2020). In sommige gevallen traden ook onbedoelde neveneffecten op, waaronder -ironisch genoeg- verschuiving van de negatieve effecten op omgeving en milieu naar nieuwe locaties (Lambin et al. 2018). Ondertussen heeft resultaat-gebaseerde beloning voor vermindering van uitstoot in ontwikkelingslanden, zoals het verminderen van uitstoot als gevolg van ontbossing en bodem degradatie (REDD+), in sommige gevallen voor geen van de betrokken partijen veel opgeleverd: niet voor de investeerders in REDD+ programma's en niet voor de gemeenschappen waar REDD+ werd ingezet (zie bijvoorbeeld Fletcher et al. 2016; Massarella et al. 2018). Deze resultaten geven aanleiding tot voorzichtigheid: hoge(re) opbrengsten van duurzaamheidsmaatregelen in ontwikkelingslanden zijn niet vanzelfsprekend.

Geld verdienen aan de natuur om deze te beschermen kan perverse stimuli opleveren

Aanpak van de binnenlandse consumptie en bronnen van uitstoot.

Nog afgezien van het bovenstaande, het feit dat ondanks de grote hoeveelheid initiatieven in ontwikkelingslanden de Nederlandse ecologische voetafdruk onverminderd groot blijft wijst er op dat we de aanpak van klimaat en duurzaamheidsmaatregelen fundamenteel moeten heroverwegen. De huidige gedachte over markt-gebaseerde oplossingen gaat er van uit dat wanneer klimaat- en duurzaamheidsmaatregelen winstgevend gemaakt worden de hoognodige motivatie om in actie te komen vanzelf zou opleven. Echter, geld verdienen aan de natuur om deze te beschermen kan perverse stimuli opleveren. Bovendien, hoewel het groeiende aantal certificatie systemen wijst op een verschuiving van consumentenvoorkeur, blijft winst maken het centrale idee bij veel maatregelen. Dat gegeven, samen met een gebrek aan transparantie en controleerbaarheid, maakt bewust consumeren een waar mijnenveld. Het daadwerkelijk verminderen van consumptie en verspilling is een goed uitgangspunt, maar klimaat- en duurzaamheidsproblemen zijn berucht om hun complexiteit. Zelfs als we geloven dat maatregelen in ontwikkelingslanden een hoger rendement zullen opleveren, zal dat alleen nooit voldoende zijn. Belangrijke bronnen van uitstoot in Nederland kunnen niet worden aangepakt via maatregelen in ontwikkelingslanden. Een groot deel van onze CO₂ voetafdruk is afkomstig van binnenlandse bronnen: 37 procent uit de energiesector en 20 procent uit wonen en transport (Lucas en Wilting, 2018). De Nederlandse landbouw draagt 14 procent bij aan de nationale broeikasgas productie, om maar niet te spreken van het feit dat onze stikstof en fosfaat overschotten en ons pesticide gebruik per hectare behoren tot de grootste van de EU (van Grinsven et al. 2019).

Cijfers uit 2018 van de Nederlandse Emissieautoriteit laten zien dat slechts 10 bedrijven, waaronder Tata steel en Shell, 50 procent van de CO2 uitstoot in Nederland veroorzaken. Het aanpakken van deze binnenlandse bronnen zal hoge kosten met zich meebrengen, maar het rendement zal ook groot zijn. Bovendien, als zelfs Nederland niet wil investeren in klimaat en duurzaamheid binnen de eigen landsgrenzen, wie dan wel?

Hoe kwam dit artikel tot stand?

Dit antwoord is geschreven door Abbie Yunita.

Reviewer: Marjanneke Vijge

Vertaling: Peter Roessingh

Redacteur: Sven Borghart

Gepubliceerd op: 15 november 2020

[1] Fletcher et al. - Questioning REDD+ and the Future of Market-Based Conservation (2016) https://doi.org/10.1111/cobi.12680.

[2] Garrett et al. - Have Food Supply Chain Policies Improved Forest Conservation and Rural Livelihoods? Symposium UU, 2020

[3] Grinsven et al. - Benchmarking Eco-Efficiency and Footprints of Dutch Agriculture in European Context and Implications for Policies for Climate and Environment (2019) https://doi.org/10.3389/fsufs.2019.00013

[4] Lambin et al. - The Role of Supply-Chain Initiatives in Reducing Deforestation (2018) https://doi.org/10.1038/s41558-017-0061-1

[5] P. Lucas & H. Wilting - Using Planetary Boundaries to Support National Implementation of Environmental-Related Sustainable Development Goals (PBL, 2018) https://www.pbl.nl/en/publications/using-planetary-boundaries-to-support-national-implementation-of-environment-related-sustainable-development-goals

[6] Massarella et al. - REDD+, Hype, Hope and Disappointment: The Dynamics of Expectations in Conservation and Development Pilot Projects (2018) https://doi.org/10.1016/j.worlddev.2018.05.006.

[7] T. Wiedmann & M. Lenzen - Environmental and Social Footprints of International Trade (2018) https://doi.org/10.1038/s41561-018-0113-9

[8] Xiao et al - ‘How Social Footprints of Nations Can Assist in Achieving the Sustainable Development Goals’ (2017) https://doi.org/10.1016/j.ecolecon.2016.12.003

©De tekst is beschikbaar onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieel-GelijkDelen 4.0 Internationaal, er kunnen aanvullende voorwaarden van toepassing zijn. Zie de gebruiksvoorwaarden voor meer informatie.