Klimaatverandering wordt grotendeels veroorzaakt door mensen. De klimaatveranderingen waar wetenschappers zich zorgen over maken wordt ook wel antropogene klimaatverandering genoemd, wat je kan vertalen als “klimaatverandering die door mensen is veroorzaakt”. Het gaat daarbij vooral over de manier van consumeren en produceren van de mens: het verbranden van fossiele brandstoffen, de intensieve veehouderij, of de ontbossing en verandering van bodemgebruik die met onze manier van consumeren samengaat. Elke extra mens is een extra persoon die consumeert en produceert, en dus broeikasgassen kan uitstoten door zijn of haar handelen. Maar in haar algemeenheid is deze formulering zeer misleidend, want de uitstoot per hoofd verschilt enorm per land, en tussen mensen uit verschillende inkomensklassen of levensstijlen. Zoals de cijfers van de Global Carbon Atlas laten zien, zijn er landen waar de gemiddelde uitstoot nog geen ton CO₂ per jaar is – landen zoals Malawi, Madagaskar, Uganda en Ethiopië hebben rond de 0,1 ton uitstoot per jaar. In Nederland stoten we gemiddeld 9 ton per jaar uit, en in de VS 16 ton (je kan deze cijfers zelf bekijken door “tCO₂/person” te selecteren onder “units”, in het linkerpaneel op de website van de Global Carbon Atlas). Het effect op klimaatverandering is de totale uitstoot van alle mensen, over alle jaren opgeteld. Dus als er meer mensen zijn, die allemaal de uitstoot van kleine of grote hoeveelheden broeikasgassen veroorzaken, dan wordt het schadelijke effect van de mens op het klimaat groter. En omdat we hopen dat de mensen die op dit moment nog in extreme armoede leven daaraan zullen weten te ontsnappen, is de kans groot dat zelfs de grote groep mensen die nu weinig uitstoot omwille van armoede, op termijn ook aanzienlijk meer gaat uitstoten – al helemaal indien de landen waarin nog veel extreme armoede voorkomt niet de technologische ondersteuning krijgen om die noodzakelijke economische groei op een klimaatneutrale manier te realiseren.
Als menselijk handelen de oorzaak is van klimaatverandering, waarom ontmoedigt de overheid het krijgen van kinderen niet?
Het klopt dat de klimaatverandering waar we ons zorgen over maken wordt veroorzaakt door menselijk handelen. Dat loopt via onze productie en consumptie – ofwel door de mensen die al leven, of door kinderen die we krijgen en die opgroeien en dan gaan consumeren. Als je enkel en alleen vanuit het effect op de uitstoot van broeikasgassen zou kijken, zou je kunnen stellen dat de overheid een reden heeft om het krijgen van kinderen te ontmoedigen, vooral dan in gebieden waar die uitstoot hoog is, en zolang die uitstoot per hoofd hoog blijft. Echter, die redenering toont ons maar één kant van het verhaal. Filosofen hebben beargumenteerd dat de mogelijkheid om kinderen te kunnen krijgen qua betekenisgeving van een andere orde is dan even vervuilende vormen van consumptie. Bovendien zijn er zwaarwegende niet-ecologische redenen waarom de overheid ouderschap steunt, zoals het bestrijden van armoede onder kinderen. De overheid staat hier dus voor een dilemma.
“ Als we de transitie naar een klimaatneutrale economie en samenleving maken, dan wordt de netto uitstoot per hoofd nul, en maakt het vanuit het perspectief van het klimaat niet meer uit of er meer of minder mensen zijn. ”
Kinderen
Waarom wordt het krijgen van kinderen gesubsidieerd en niet ontmoedigd? Het aanmoedigen van ouderschap is historisch iets wat vooral in rijkere landen gebeurt, waar dit onderdeel was van de verzorgingsstaat, maar soms ook deel uitmaakte van een nationalistische politiek. Maar er zijn ook landen uit de midden-inkomensgroep die tegenwoordig financiële ondersteuning bieden aan jonge ouders en aan kinderen.
Als we enkel en alleen vanuit klimaatoverwegingen kijken, zouden we het krijgen van kinderen zeker niet moeten aanmoedigen, en wellicht zelfs ontmoedigen. Minder mensen die veel uitstoten betekent een kleinere totale uitstoot en dus een stap in de richting van een stabieler klimaatsysteem. Als een inwoner van een rijk land op dit moment besluit om een kind minder te krijgen dan gepland, scheelt dat enorm veel in de totale uitstoot die terug te leiden is tot deze inwoner [4]. Dit wordt vaak aangehaald door voorstanders van een overheidsbeleid dat probeert de totale bevolkingsomvang te reduceren: het zou beter zijn voor het klimaat en dus voor de leefbaarheid op aarde als er minder mensen zouden zijn, en dus is het beter als we minder nazaten krijgen.
Er zijn met deze conclusie echter twee problemen. Het eerste probleem is dat deze schattingen van de uitstoot veroorzaakt door het krijgen van een kind gebaseerd is op bestaande consumptie- en productiepatronen. Als we de transitie naar een klimaatneutrale economie en samenleving maken, dan wordt de netto uitstoot per hoofd nul, en maakt het vanuit het perspectief van het klimaat niet meer uit of er meer of minder mensen zijn. Maar de vraag is natuurlijk of we daar komen, en zo ja, hoe snel. Tot die tijd doet de totale klimaatimpact van de consumptie van alle mensen er toe, en maakt een grotere bevolking het bereiken van een klimaatneutrale economie tot een grotere uitdaging – en dat geldt nog meer in landen waar de bevolkingsgroei nog toeneemt. Meer mensen betekent bijvoorbeeld dat er meer windmolens nodig zijn.
Het tweede probleem met de conclusie dat het beter zou zijn voor het klimaat als er minder mensen zouden zijn en dus ook minder kinderen, en de overheid dat daarom ook niet zou moeten ondersteunen, is dat het klimaat niet het enige perspectief is dat voor dit vraagstuk relevant is. Het eerste andere perspectief is een filosofisch punt, en gaat over hoe wij als mens procreatie (kinderen krijgen) zien in vergelijking tot andere activiteiten en handelingen die een negatieve impact hebben op het milieu. Filosofen hebben beargumenteerd dat de mogelijkheid om kinderen te kunnen krijgen qua betekenisgeving van een andere orde is dan even vervuilende vormen van consumptie. De vrijheid om kinderen te kunnen krijgen heeft waarde die niet terug te vinden is in de waarde van consumptie [3], [5]. Als deze filosofische argumenten breed gedeeld worden in een samenleving, moet dit meegewogen worden in keuzes van het overheidsbeleid.

Het andere perspectief is armoedebestrijding. Er zijn landen die, vanuit een duidelijke gezinspolitiek financiële bonussen uitreiken als een kind geboren wordt, met als expliciet doel een grotere bevolking te krijgen. Het is lastig te zien hoe zoiets moreel te rechtvaardigen is, omdat de meeste fundamentele waarden die hieraan ten grondslag liggen, zoals culturele of nationalistische expansie, moreel verwerpelijk zijn. Maar vaak is het zo dat landen niet tot doel hebben meer kinderen te laten geboren worden, maar willen ze vooral voorkomen dat kinderen in armoede opgroeien. Opgroeien in armoede is onwenselijk om een hele reeks voor de hand liggende redenen (zowel op korte termijn maar ook voor de negatieve gevolgen op lange termijn). Daarom is het wenselijk dat een overheid probeert te voorkomen dat kinderen in armoede opgroeien. Echter, als die overheid de kosten voor het levensonderhoud van kinderen deels op zich neemt, kan dit een positieve prikkel genereren die tot meer kinderen leidt – ofwel omdat vrouwen meer kinderen krijgen, ofwel omdat ze eerder kinderen krijgen (want procreatie op jongere leeftijd leidt, alle andere factoren vastzettend, tot een grotere bevolkingsomvang). Een literatuuroverzicht over die effecten in geïndustrialiseerde landen [2] kwam tot de conclusie dat financiële ondersteuning voor kinderen tot een positief maar klein effect leidt (in de orde van grootte van een toename van het fertiliteitsgetal met 0,2 kinderen). Zonder deze financiële ondersteuning van gezinnen met jonge kinderen zouden er echter veel meer kinderen in armoede opgroeien; in de EU wordt de armoede onder kinderen bijna gehalveerd door maatregelen die zich specifiek op gezinnen richten [1].
De vraag of het krijgen van kinderen aangemoedigd zou moeten worden, moet dus vanuit een aantal invalshoeken bekeken worden. We bespraken er hier, naast het klimaatsperspectief, twee andere, maar er zijn nog meer relevante overwegingen, zoals de negatieve effecten van een grotere bevolkingsomvang op de ruimte die er voor de natuur (en andere diersoorten) over blijft, of het positieve effect dat het ondersteunen van ouderschap heeft op de effectieve mogelijkheid voor vrouwen om werk en ouderschap te combineren. Het is dus belangrijk dat we voor ogen houden dat dit een vraag is waar veel verschillende invalshoeken voor relevant zijn.
Kunnen we nu de vraag beantwoorden? Strikt genomen ging de vraag over waarom er het beleid is dat er is, en dat weten we niet (de verklaring kan liggen in het tevreden houden van kiezers, politieke compromissen, of de meer nobele verklaring om armoede onder kinderen te reduceren). Wat al het bovenstaande wel laat zien is dat er een spanning bestaat tussen het doel van maximale klimaatbescherming die strikt genomen een afbouw van de gezinspolitiek zou vergen (ook al is het de vraag hoe groot dat effect zou zijn), en het doel om armoede onder kinderen te minimaliseren, en wellicht andere doelen zoals jonge ouders ondersteunen in een veeleisende fase van hun leven. Eén manier om met deze spanning om te gaan is om te kijken of er effectieve maatregelen ter bescherming van het klimaat zijn die geen grote spanning veroorzaken met andere maatschappelijke of morele doelen, en daarop in te zetten – zoals, bijvoorbeeld, het overstappen op een overwegend plantaardig dieet, of het opwekken van energie via duurzame energieproductie.
Hoe kwam dit artikel tot stand?
Dit antwoord is geschreven door Ingrid Robeyns
Reviewers: Wim van Lancker en Marc Davidson
Redacteur: Philipp Schneider
Gepubliceerd op: 29 november 2021
[1] Caminada, Koen en Goudswaard, Kees (2009) “Effectiveness of poverty reduction in the EU: a descriptive analysis”, Poverty & Public Policy, 1(2): article 5, 49 pp. https://doi.org/10.2202/1944-2858.1023
[2] Gauthier, Anne H. (2007) “The impact of family policies on fertility in industrialized countries: A review of the literature”, Population Research and Policy Review 26: 323-346. https://doi.org/10.1007/s11113-007-9033-x.
[3] Meijers, Tim (2020) “The value in procreation: A pro-tanto case of a limited and conditional right to procreate”, The Journal of Value Inquiry, 54: 627-647. https://doi.org/10.1007/s10790-020-09734-5
[4] Murtaugh, Paul A. and Michael G. Schlax (2009), “Reproduction and the carbon legacies of individuals", Global Environmental Change, 19(1): 14-20. https://doi.org/10.1016/j.gloenvcha.2008.10.007
[5] Robeyns, Ingrid (2021) “Is procreation special?” The Journal of Value Inquiry, early view. https://doi.org/10.1007/s10790-021-09797-y
©De tekst is beschikbaar onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieel-GelijkDelen 4.0 Internationaal, er kunnen aanvullende voorwaarden van toepassing zijn. Zie de gebruiksvoorwaarden voor meer informatie.