De aarde warmt op, maar wat is daarvan de invloed op de hoeveelheid sneeuw die er valt in de Alpen? En wat betekent dat voor bijvoorbeelde de wintersport?
In de Alpen is al tientallen jaren een neergang van de sneeuwcondities zichtbaar, maar het patroon is wel heel grillig: het sneeuwseizoen wordt iedere 10 jaar ongeveer 5 dagen korter en de gemiddelde sneeuwdiepte neemt ook licht af (zie bijvoorbeeld Durand et al., 2009, of Beniston et al., 2018). De afname is het sterkst voor laaggelegen berggebieden (lager dan 2000 meter), en minder sterk of afwezig voor hooggelegen gebieden (hoger dan 2000 meter).

Afbeelding door Joris Berthelot via unsplash.com
Er zijn twee oorzaken aan te wijzen voor deze afname. Ten eerste zorgen hogere temperaturen in de winter en het voorjaar voor een vroegtijdig einde van de sneeuwbedekking in het voorjaar: de sneeuw smelt sneller en is dus eerder weg (Klein et al., 2016). Ten tweede valt in het winterhalfjaar een groter deel van de neerslag in de vorm van regen in plaats van sneeuw. Ook dit komt doordat het warmer wordt. Het gevolg is dat er minder sneeuw blijft liggen, én dat de sneeuw die er al ligt van slechte kwaliteit wordt door de regen die erop valt (Serquet et al., 2011). Dit effect is heel sterk in lagergelegen gebieden, en verklaart dat de sneeuwcondities in laaggelegen gebieden veel sneller achteruitgaan dan hoog in de bergen.
Toch is er nog steeds een heel grote variatie van jaar tot jaar. Jaren met extreem veel sneeuwval worden afgewisseld met jaren waarin nauwelijks sneeuw valt. De condities zijn ook per jaar voor verschillende delen van de Alpen heel verschillend. Zo is het de afgelopen jaren regelmatig voorgekomen dat dorpen in Oostenrijk ingesneeuwd raakten, terwijl in de Italiaanse Alpen nauwelijks een vlok sneeuw viel.